Handleiding Baancommandanten en veiligheidsaspecten
Inhoudsopgave:
1. Veiligheidsregels algemeen Pag. 2
2. Handleiding Baancommandant Pag. 2
3. Gedrag en veiligheid op de baan Pag. 5
4. Veiligheidsvoorschriften Pag. 6
5. Baanreglement Pag.9
6. Wedstrijdreglement Pag.11
BIJLAGEN
I Belangrijke telefoonnummers Pag.12
II Calamiteiten- en ontruimingsplan Pag.13
III Uitvoeringsvoorschrift Baancommandant Pag.14
IV Overtredingen Pag.16
V Begrippenlijst Pag.17
VI Richtlijnen uitgifte verenigingswapens Pag.18
1. VEILIGHEIDSREGELS ALGEMEEN
Deze regels dient elke schutter te kennen en u als Baancommandant ziet erop toe dat hiernaar gehandeld wordt.
Onderstaande punten dient men uit het hoofd te kennen.
KEN het wapen waar u mee gaat schieten. (Dit wordt u geleerd door uw instructeur)
Behandel ELK wapen als zijnde GELADEN.
RICHTEN op personen is TEN STRENGSTE VERBODEN.
Haal het wapen niet eerder uit foedraal, hoes of koffer dan alleen in de sluis of op de baan cq het schietpunt.
DUS NIET IN DE KANTINE OF OP WEG NAAR DE SCHIETBAAN.
Met uitzondering van verenigingswapens die niet “verpakt” zijn en door de kantine vervoert moeten worden naar en van de 12 meterbaan (b.v. bij het reguliere onderhoud).
Houdt het wapen in de veilige stand:
De loop van het geweer omhoog, pistool of revolver naar beneden gericht en uw trekkervinger langs het wapen.
Direct als U het wapen ter hand neemt, neemt U de veiligheidsmaatregelen.
Die moet U kennen en kunnen uitvoeren.
Als u door een ander, bijvoorbeeld de Baancommandant (die de veiligheidsmaatregelen nam waar u bijstond), een wapen krijgt overhandigd, neemt u wederom de veiligheidsmaatregelen.
Dit lijkt overdreven, maar beter één keer te VEEL dan één keer te WEINIG.
Wapens worden uiteraard pas geladen op het schietpunt en NOOIT geladen vanaf het schietpunt meegenomen.
Niet meer dan 5 patronen in het wapen en tel altijd de schoten.
Bij alle handelingen tot nu toe blijft u met uw vingers van de trekker af.
De trekkervinger pas aan de trekker op het schietpunt en als uw wapen op de kogelvanger gericht en vuur klaar is.
2. HANDLEIDING BAANCOMMANDANT
Baancommandant zie blz. 9 en 10 der Statuten
ARTIKEL D.20
Inrichting en werkwijze
D.20.1. Al hetgeen verder de inrichting en werkwijze van het bestuur aangaat, wordt geregeld in het huishoudelijk reglement
ARTIKEL E.22
Commissies en werkgroepen
E.22.1. Buiten de gevallen waarin deze statuten of een reglement dat vordert, kan zowel de algemene vergadering als het bestuur een commissie of werkgroep instellen dan wel een of meerdere leden der vereniging met een bijzondere taak belasten zo vaak daartoe naar zijn of haar oordeel behoefte bestaat.
Baancommandant zie blz. 13 Huishoudelijk reglement
ARTIKEL 22
Baancommandant
22.1. Het bestuur wijst een Hoofdbaancommandant en daartoe naar zijn mening in aanmerking komende leden aan om, volgens een daarvoor op te maken
rooster, bij toerbeurt op te treden als Baancommandant.
22.2. De aangewezene zijn verplicht de functie te aanvaarden en uit te oefenen, behoudens wettige verhindering, ter beoordeling van het bestuur.
22.3. De vereniging dient te beschikken over voldoende Baancommandanten, die tijdens de schietactiviteiten toezien op een veilig verloop van de
schietsportactiviteiten. Te alle tijde dient minimaal één (1) Baancommandant tijdens de schietsportactiviteiten op de schietbaan aanwezig te zijn.
De Baancommandant moet ten alle tijden een voorbeeld zijn op de schietbaan. Dit houdt in dat hij/zij op de baan
niet rookt en geen alcoholische dranken nuttigt en ziet erop toe dat de schutters zich ook aan deze regel houden.
De Baancommandant is te herkennen aan de rood/wit/blauwe armband of het speciale hesje. De Baancommandant
is verplicht deze tijdens het uitoefenen van de functie te dragen.
De Baancommandant mag de baan niet verlaten als er schutters aanwezig zijn. Indien hij of zij toch om redenen de baan moet verlaten dan zal hij/zij de reserve Baancommandant verzoeken om zijn/haar taak tijdelijk over te nemen. Indien dit niet mogelijk is geeft de Baancommandant “vast vuren”en schakelt de baanverlichting tijdelijk uit.
De Baancommandant moet zijn/haar afwezigheid op de baan zoveel mogelijk beperken.
De Baancommandant let op de volgende punten en onderneemt, indien nodig de juiste actie :
* Er mogen zich geen personen in de schietruimte bevinden die er niets te zoeken hebben; eventueel mag een schutter zich laten vergezellen door een helper. Hiervoor zal een lid van het Dagelijks Bestuur of de Baancommandant toestemming moeten geven.
* Er mogen zich geen kinderen onder de leeftijd van 16 jaar op schietbaan begeven. Dit houdt in, ook niet onder begeleiding! Het Dagelijks Bestuur kan hiervoor overeenkomstig de statuten in bijzondere gevallen een uitzondering voor maken.
* Aspirant-schutters in het bezit van een rood stempelboekje mogen alleen met klein kaliber wapens schieten.
Voor de Baancommandanten is een dienstrooster opgesteld. Indien hij/zij niet kan komen op de dag dat hij/zij dienst heeft dan minmaal 24 uur van tevoren zelf de Hoofdbaancommandant bellen en zorgen voor een vervanger. Voor het telefoonnummer zie het rooster.
De Baancommandant dient onderstaande veiligheidsregels goed te kennen en uit te voeren en er op toe te zien dat de schutters zich hieraan houden.
Veiligheidsregels;
Als de Baancommandant constateert dat schutters zich niet houden aan de regels door het bestuur opgesteld, dan moet hij/zij de schutters hierop aanspreken en een waarschuwing uitdelen en dit tevens vermelden op het baanrapport.
Indien de Baancommandant van mening is dat de schutter zich onverantwoordelijk gedraagt en/of gevaarlijk bezig is, dan heeft de Baancommandant het recht om de schutter van de baan te sturen en zal de Baancommandant een lid van het Dagelijks Bestuur hierover inlichten en vermelden op het baanrapport.
Als een schutter “ongewild”een schot laat afgaan en in de houten zijwand, plafond of vlak voor het schietpunt op de grond schiet, dan volstaat één waarschuwing. Waarna bij herhaling, dit hoeft niet per se dezelfde avond te zijn, de schutter van de baan gestuurd zal moeten worden. Tevens zal de Baancommandant een lid van het Dagelijks Bestuur hierover inlichten. Vermelden op het baanrapport dus !!!
Deze schutter zal eerst onder begeleiding zijn vaardigheid op peil moeten brengen voordat hij weer alleen op de baan wordt toegelaten.
De Baancommandant ziet er op toe, dat als er schutters zijn die hun competitie schieten of deelnemen aan een wedstrijd, er niet wordt gesproken op de baan of dat in ieder geval tot een minimum beperkt blijft.
De Baancommandant houdt toezicht bij de schietinstructie van onervaren leden, maar laat de instructie over aan de instructeur die door het Dagelijks Bestuur wordt aangewezen. De Baancommandant parafeert wel het introductieschema af van de aankomende leden, de instructeur geeft een indruk van zijn prestaties.
Het schieten met “snelvuur” is verboden. Bij overtreding van deze regel spreekt de Baancommandant de schutter hierop aan en deelt een waarschuwing uit. Teven licht de Baancommandant hierover het Dagelijks Bestuur in en vermeldt dit op het baanrapport.
De Baancommandant let er tevens op dat als een schutter klaar is met schieten:
* Deze zich bij de Baancommandant afmeldt en zijn/haar wapen op het schietpunt toont in ontladen en ontgrendelde toestand.
* Munitie die niet afgaat (weigeraars) dienen bij de Baancommandant te worden ingeleverd.
* De schutter dient de verschoten hulzen zelf op te ruimen op zijn/haar schietpunt en de hulzen en ander afval in de hiervoor bestemde bakken te deponeren. De schutter mag zich echter onder geen beding op de schietbaan begeven.
* Hierna geeft de Baancommandant één stempel in het hiervoor bedoelde stempelboekje (register) en schakelt het betreffende baanlichtje uit.
Als zich geen schutters meer melden, moet de Baancommandant de hulzen van de schietbaan bijeen vegen en zorgen voor ontruiming van de schietbaan zoals op het baanrapport vermeld en deze afparaferen. De presentielijst dient overeenkomstig de voorschriften ondertekend te worden.
Op de baan heeft de Baancommandant altijd gelijk en bij meningsverschillen zal dit in het bijzijn van een lid van het Dagelijks Bestuur met de schutter besproken worden.
Zowel voor de Baancommandant als de schutter geldt dat er op de schietbaan geen discussies gevoerd gaan worden. Dus bij een ernstig meningsverschil geeft de Baancommandant het commando”vast vuren”en verzoekt iedereen de baan te verlaten. Hierna waarschuwt de Baancommandant één van de dienstdoende bestuursleden.
3. GEDRAG EN VEILIGHEID OP DE BAAN
Deze regels dient u als schutters te kennen en er naar te handelen.
Als u de baan betreedt neemt u de geldende veiligheidsregels in acht en draagt u gehoorbeschermers en een veiligheidsbril.
U meldt zich bij de Baancommandant en geeft hem/haar uw register of introductieschema, na het schieten krijgt u dit gestempeld terug. Tevens tekent u na het schieten het hiervoor bestemde presentie-register in de sluis.
Maak geen overbodige herrie op de baan; houdt rekening met uw medeschutters.
Gaat een schot niet af (weigeraar) wacht ± 1 minuut met het wapen gericht op de kogelvanger, daarna ontladen en de weigeraar aan de Baancommandant geven.
Als de Baancommandant het commando vast vuren geeft, moet hieraan direct gehoor gegeven worden.
Vast vuren houdt in:
1. Direct stoppen met schieten.
2. Wapen ontgrendelen en open laten staan, magazijn uit het wapen en patroon uit de kamer halen.
3. Voor pistool: slede naar achteren trekken. Voor revolver: trommel open klappen.
4. De wapens met de loop richting kogelvanger leggen.
5. De schutter stapt uit de schietstand.
Als u klaar bent met schieten, wordt van u verwacht dat u uw schietpunt schoon achterlaat en uw afval en lege hulzen in de daarvoor bestemde bakken deponeert.
U toont uw wapen op het schietpunt in ontgrendelde en veilige toestand aan de baancommandant en na goedkeuring bergt u uw wapen op.
De Baancommandant heeft op de baan altijd gelijk en zijn of haar orders dienen dan ook te allen tijden opgevolgd
te worden.
4. Veiligheidsvoorschriften
4.1 Algemeen
4.1.1 Het bestuur van de Schietvereniging SSV COLT45 verplicht zich de veiligheid in en om de schietsportaccommodatie te allen tijde te waarborgen.
4.1.2 Ter handhaving van de veiligheid heeft één van de bestuursleden Veiligheid in portefeuille.
4.1.3 Het bestuurslid Veiligheid is belast met de volgende zaken:
a. In overleg met de plaatselijke brandweer, opstellen en beheren van een calamiteitenplan, inclusief vluchtroutes, meldingen, enzovoorts.
b. Aansturen en op de hoogte van de tijd brengen en houden van de Verenigings Veiligheidsfunctionarissen.
c. Houden van toezicht op de correcte naleving van het Veiligheidsreglement.
4.2 Functionarissen
4.2.1 Tijdens oefen- en trainingavonden kent de vereniging de volgende functionarissen:
a. Dienstdoend bestuurslid
b. Verenigingsbeheerder
c. Baancommandant
d. Barbeheerder
e. BHV’er of EHBO’er
4.2.2 Verantwoordelijkheden functionarissen
4.2.3 Het dienstdoend bestuurslid is namens het bestuur verantwoordelijk voor het correct en veilig verlopen van de oefen- c.q. trainingsavond en neemt, indien nodig, de uiteindelijke beslissing. Alle functionarissen zijn aan hem/haar verantwoording verschuldigd. Bovendien is dit bestuurslid gemachtigd om personen de toegang tot de accommodatie te ontzeggen, dan wel te (laten) verwijderen.
4.2.4 De verenigingsbeheerder is als verenigingsverlofhouder verantwoordelijk voor de uitgifte van munitie, verenigingswapens en, indien van toepassing, schietkaarten. Bovendien deelt hij/zij de bezetting van de schietpunten in.
4.2.5 De Baancommandant is verantwoordelijk voor de handhaving van de veiligheid op de schietbaan en op de schietpunten.
4.2.6 De Barbeheerder is verantwoordelijk voor de hygiëne in de kantine en ziet erop toe dat daar geen wapens en/of munitie aanwezig zijn.
4.2.7 De BHV’er dan wel EHBO’er past bij een ongeval eerste hulp toe en assisteert het dienstdoend bestuurslid bij calamiteiten of bij het uitvoeren van het ontruimingsplan.
4.3 Veiligheidsregels
Grondregel
Ieder lid van de vereniging dient er te allen tijde van doordrongen te zijn dat verantwoordelijkheids-besef de grondslag is van alle wapen en munitie gebruik.
4.3.1 Het wapen en munitie dienen thuis opgeborgen te worden in een daarvoor wettelijk toegestane wapenkast/wapenkluis.
4.3.2 Het wapen wordt vervoerd in foedraal of koffer, niet geladen en zonder magazijn. Het wapen mag vooral NIET ZICHTBAAR worden vervoerd.
4.3.3 Geen wapens in de kantine, anders als in de daarvoor bestemde kluisjes, ook niet in foedraal. In de sluis naar de baan is opbergruimte. Het opgeborgen wapen mag nooit geladen zijn.
4.3.4 Demonstreren of tonen van wapens alleen op de schietstand of in de bestuurskamer.
4.3.5 Wapeninstructies alleen in de bestuurskamer. Schietinstructies op de schietstand onder leiding van een instructeur.
4.3.6 Een ieder is verplicht zich te houden aan de veiligheidsvoorschriften en bepalingen ter plaatse en treft die maatregelen die het hanteren van elk type wapen afzonderlijk met zich meebrengt.
4.3.7 Niet schutters op de schietstand, dit alleen met toestemming van de baancommandant, bevinden zich op voldoende afstand achter de schutter
4.3.8 Het is verboden de schutters op de schietstand onnodig te hinderen.
4.3.9 Bij afwezigheid van zowel de Verenigingsbeheerder als de Baancommandant mag er niet geschoten worden.
4.3.10 De attitude van een sportschutter dient voorbeeldig te zijn en mag geen aanleiding geven tot verwijdering dan wel schorsing.
4.3.11 Iedere schutter (lid van de vereniging) dient de door hem of haar meegenomen introducé, te melden en zich te laten identificeren bij het dienstdoende bestuurslid. De introducé moet daarbij (een kopie van) een geldig identificatiebewijs overleggen en daarvan moet aantekening worden gemaakt in het introducéregister.
4.3.12 Een schutter dient een door hem of haar meegebrachte introducé tijdens het gehele verblijf in de verenigingslocatie te begeleiden en is voor deze introducé verantwoordelijk.
4.3.13 Iedere schutter dient alle elementaire en noodzakelijke vaardigheden zelfstandig te kunnen uitvoeren. Dit wil zeggen het kunnen nemen van de veiligheidsmaatregelen, de storingsreactie kunnen uitvoeren en de handelingen volgend op het commando “Vuren vrij” en “Vast vuren” (internationaal “stop-stop-stop”) kunnen verrichten.
4.3.14 Een wapen dient altijd zodanig behandeld te worden alsof het geladen is.
4.3.15 De veiligheid van medeschutters, baanofficials, toeschouwers en van de schutter zelf vereist een voortdurende en zorgvuldige aandacht in de omgang met het wapen en voorzichtigheid bij het zich verplaatsen daarmee over de schietbaan. Zelfdiscipline van iedereen is hierbij onontbeerlijk.
4.3.16 Wapens dienen, indien transport binnen de accommodatie noodzakelijk is, te worden vervoerd met geopend grendelmechanisme (eventueel door middel van plaatsing van een rood blokje/rood vlaggetje in het hulzengat) en met de loop omhoog voor geweren en met de loop omlaag voor handvuurwapens.
4.3.17 Iedere schutter is verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van zijn/haar wapen. Het is verboden zodanige veranderingen aan te brengen aan een wapen dat bij gebruik de veiligheid in gevaar wordt gebracht
4.3.18 Verenigingswapens die niet in gebruik zijn, dienen te zijn opgeborgen in de daarvoor bestemde wapenkist of gewerenrek. Deze dienen na de schietoefeningen geplaatst te worden in de munitiekluis in de bestuurskamer.
4.3.19 Niemand mag het wapen van een ander aanraken; dit mag uitsluitend worden opgepakt na uitdrukkelijke toestemming hiertoe van de eigenaar.
4.3.20 Beginnende schutters mogen uitsluitend schieten onder begeleiding van een daartoe bevoegde persoon (dit is minimaal een door de KNSA opgeleide Basistrainer met een geldige kaderlicentie).
4.3.21 Het gebruik van alcohol/drugs door een schutter en functionarissen, vóór en tijdens het schieten, is verboden.
4.3.22 Na het schieten moet het wapen en magazijn(en) op het schietpunt worden ontladen en met open grendel zonder magazijn worden getoond aan de baancommandant en ongeladen op de daarvoor bestemde plaats worden gezet of opgeborgen.
4.3.23 Onverpakte wapens zijn slechts toegestaan op het schietpunt en op de daartoe door de Baancommandant, aangegeven plaats.
4.3.24 Demonstraties van of met vuur-, respectievelijk luchtdrukwapens, mogen uitsluitend op de schietpunten plaatsvinden.
4.3.25 De Baancommandant is een door het bestuur aangewezen persoon, en deze is als zodanig herkenbaar door middel van een bodywarmer, pet, band of badge.
4.3.26 Gebruikers van medicijnen en stoffen die de schietveiligheid kunnen beïnvloeden mogen niet aan schietoefeningen deelnemen.
4.3.27 Men dient zich te onthouden van elke handeling die de veiligheid in gevaar kan brengen.
4.3.28 Iedereen die een overtreding van bovengenoemde punten of eventueel ander onveilig gedrag constateert, is verplicht de Baancommandant hiervan in kennis te stellen.
4.3.29 Het richten van een wapen op personen of enig doel anders dan de schijf is ten strengste verboden.
4.3.30 Overtreding van één of meer der bovengenoemde punten kan leiden tot ontzegging van de toegang tot de schietbanen en/of de accommodatie.
4.3.31 In gevallen waarin dit “Veiligheidsreglement” niet voorziet, beslist het Bestuur of de Hoofd Baancommandant namens het bestuur.
5. Baanreglement
5.1 De deuren van de sluis naar de kantine en de baan dienen altijd gesloten te zijn.
5.1.1 Behoudens tijdens internationale wedstrijden, dient iedereen die zich op de schietbaan bevindt, de Nederlandse taal in woord en geschrift machtig te zijn.
5.2 Toezicht
5.2.1 Op iedere schietbaan moet tijdens de uitvoering van schietoefeningen een door het bestuur van de vereniging aangestelde Baancommandant aanwezig zijn. De Baancommandant dient duidelijk herkenbaar te zijn aan de band om de rechter bovenarm of een bodywarmer met opschrift of een pet met opschrift.
5.3 Betreden van de baanzool
5.3.1 Het betreden van de (schiet)baanzool of delen daarvan mag alleen via de daarvoor bestemde ingang en aanwezige paden geschieden.
5.3.2 Het is verboden om zonder toestemming van de Baancommandant het terrein dat zich bevindt vóór de schietpunten te betreden.
5.4 Het commando “Vast vuren” (internationaal “stop-stop-stop”)
5.4.1 Op een schietbaan is iedereen die constateert dat de veiligheid in gevaar komt verplicht “Vast vuren” (of “stop-stop-stop”) te roepen.
5.4.2 Het vuren dient onmiddellijk gestaakt te worden. De schutters dienen dan die handelingen uit te voeren zoals die zijn vastgelegd in de gebruiksaanwijzing voor het wapen waarmee wordt geschoten.
5.4.3 Uitsluitend op bevel van de Baancommandant mag het vuren worden hervat.
5.4.4 Wanneer het commando “Vast vuren” (of “stop-stop-stop”) is gegeven, mag er geen combinatie van schutters en wapens op de schietpunten aanwezig zijn en moeten alle wapens zijn ontladen!
5.5 Gehoor- en oogbescherming
5.5.1 Op schietbanen moet elke daar aanwezige tijdens de schietoefeningen gehoorbeschermende middelen dragen.
5.5.2 Afhankelijk van de discipline (in het bijzonder bij de dynamische disciplines) dienen oogbeschermende middelen te worden gedragen door de schutters.
5.6 Munitie
5.6.1 Munitieaankopen door schutters, leden/asp-leden van de vereniging, dienen op de munitiestaat bijgehouden te worden onder vermelding van het kaliber en de omvang. Leden die geen verlof hebben dienen de niet verschoten munitie in bewaring te geven. Introducés en bezoekers krijgen alleen de benodigde hoeveelheid munitie uitgereikt door de verenigingsbeheerder of gemachtigde.
5.6.2 Alleen die munitie mag worden gebruikt die is toegestaan in enige, door de KNSA gereglementeerde of erkende discipline. Bovendien is het slechts toegestaan herladen munitie te gebruiken, indien is herladen volgens de bijbehorende herlaadtabellen en indien de minimale en maximale kruit-ladingen niet zijn overschreden.
5.6.3 Herlaad munitie van twijfelachtige allure kan door de baancommandant, voor uw eigen veiligheid en die van uw medeschutters, geweigerd worden op de schietstand. Wilt u zelf herladen neem dan contact op met de hoofdbaancommandant.
5.6.4 De toegestane kalibers zijn:
– geweer .22 lood
– pistool maximaal .38 lood
– revolver maximaal.38 lood
– mantelmunitie is nooit toegestaan
– andere kalibers alleen in overleg met de hoofdbaancommandant.
5.7 Roken
5.7.1 Het is verboden om op de schietbaan en de schietpunten te roken en/of open vuur voorhanden te hebben.
5.8 Een wapen moet altijd zodanig behandeld worden alsof het geladen is.
5.8.1 De loop van het wapen (monding) moet altijd in de veilige richting (namelijk van de kogelvanger) gehouden worden.
5.8.2 Niemand mag het wapen van een ander aanraken; dit mag uitsluitend worden opgepakt na uitdrukkelijke toestemming hiertoe van de eigenaar.
5.8.3 Een wapen oppakken ten behoeve van schietoefeningen (training) achter de schutters is altijd verboden.
5.8.4 Tijdens het schieten mag een schutter, met uitzondering van de daartoe bevoegde baanofficials, niet worden gestoord.
5.8.5 Beginnende schutters mogen uitsluitend schieten onder begeleiding van een daartoe bevoegde persoon.
5.8.6 Na het schieten moet het wapen en magazijn(en) worden ontladen en opgeborgen.
5.8.7 Het is verboden van de schietstand weg te lopen of rond te lopen met een geladen wapen.
5.8.8 Het is ten strengste verboden zich op het schietpunt om te draaien met een ongeladen of geladen wapen.
5.8.9 Er mag uitsluitend geschoten worden vanuit de schietpunten voor de desbetreffende discipline.
5.8.10 Op het schietpunt mag zich alleen de schutter bevinden; een uitzondering daarop kan worden gemaakt voor toezicht door een daartoe bevoegd persoon.
5.8.11 Bij weigering van het wapen handelt men als volgt:
men houdt het wapen 60 seconden met de loop (monding) in de richting van de kogelvanger (nabrander).
men waarschuwt de baancommandant.
verhelp de storing van het wapen onder toezicht of met hulp van de baancommandant waarbij men de loop in de richting van de kogelvanger houdt.
5.8.12 Breng de vinger pas aan de trekker als het wapen volledig vuurklaar en op het doel gericht is.
5.8.13 Na het NOOD commando “Vast vuren” (of internationaal “stop-stop-stop”) dienen de schutters het vuren onmiddellijk te staken en worden er geen handelingen meer verricht. Iedereen dient te wachten op een navolgend commando. Het NOOD- commando kan door iedereen gegeven worden en moet als zodanig direct worden opgevolgd.
5.8.14 Zodra het signaal “STOP VUREN” hetzij mondeling, hetzij door middel van een geluidssignaal (fluit) of door middel van een lichtsignaal is gegeven, dienen de schutters onmiddellijk het vuren te stoppen en bij het commando “ONTLADEN” onmiddellijk hun wapens volgens de procedures voor luchtwapens en voor vuurwapens, te ontladen.
5.8.15 Snelvuren anders dan op de daartoe bestemde schijven is verboden.
5.8.16 Het laden en ontladen van wapens mag uitsluitend geschieden op het schietpunt met de loop in de richting van de kogelvanger.
5.8.17 Het is verboden zich van het schietpunt te verwijderen wanneer het wapen nog geladen is.
5.8.18 Het is verboden wapens onbeheerd op de schietpunt achter te laten.
5.8.19 Instructies van de Baancommandant dienen onvoorwaardelijk te worden opgevolgd.
5.8.20 De Baancommandant is een door het bestuur aangewezen persoon, en is als zodanig herkenbaar door middel van een bodywarmer, pet, band of badge.
5.8.21 Laat niets achter op de baan, zeker geen wapens.
5.8.22 Het is verboden van een schietwapen gebruik te maken, behalve onder de onmiddellijke leiding, met toestemming en volgens de aanwijzingen van een instructeur, als men niet :
– de basistheorie volledig beheerst
– de nodige praktische ervaring heeft opgedaan en
– de veiligheidsregels door en door kent
5.8.23 Overtredingen van deze bepalingen worden gestraft volgens de bijlage.
6. WEDSTRIJDREGLEMENT PISTOOL EN KNIELEND GEWEERSCHIETEN SSV COLT 45
6.1 Er wordt met één hand geschoten uit de vrije hand.
6.2 Bij geweerschieten wordt alleen knielend schieten toegestaan.
6.3 Opgelegd schieten wordt beschouwd als onsportief en derhalve gediskwalificeerd.
6.4 In verband met de concentratie onder het richten c.q. schieten, wordt volledige stilte in acht genomen, bij overtreding volgt diskwalificatie.
6.5 Men krijgt een blanco kaart om te oefenen en vier kaarten met het verenigingsstempel. Alleen de gestempelde kaarten tellen voor de wedstrijd.
6.6 Gebruikte, zowel als ongebruikte oefenkaarten, mogen niet in de kogelvanger en niet op de schietstand achterblijven. Hierop wordt streng gelet.
6.7 Men brengt na het schieten de gestempelde kaarten naar de wedstrijdcommissaris die de score bijhoudt, deze zal dan de kaarten bewaren tot na de wedstrijd. Degene die de kaarten als aandenken wil meenemen kan deze na de wedstrijd afhalen.
6.8 Inschrijving en kaarten ophalen geschiedt bij de wedstrijdcommissaris.
6.9 De schietstand wordt tijdens de wedstrijd alleen betreden door deelnemers die op dat moment aan de beurt zijn.
6.10 Na het schieten dient de schietstand netjes achtergelaten te worden.
6.11 Het is niet toegestaan te schieten met een pistool/revolver, waarvan de loop langer is dan 6 inch.
De alom bekende veiligheidsvoorschriften dienen in acht genomen te worden.
Eventuele veranderingen gemaakt door de wedstrijdcommissie zijn voorbehouden. Hiervan wordt u tijdig in kennis gesteld.
Bijlage I Belangrijke telefoonnummers (valt onder de privacy).
Bijlage II Calamiteiten en ontruimingsplan (hangt aan de muur in het gebouw).
Bijlage III
Uitvoeringsvoorschrift Baancommandant
1. Algemeen
1.1 Baancommandanten worden door het bestuur aangewezen. De aangewezene zijn verplicht in persoon aanwezig te zijn of dienen voor een remplaçant zorg te dragen na overleg met het bestuur.
1.2 De baancommandant, die tweemaal zijn plicht verzaakt zonder het bestuur hiervan tijdig in kennis te stellen en zonder geldige verontschuldiging, stelt zich bloot aan onmiddellijke schorsing.
1.3 De schietbaan wordt niet geopend als er geen baancommandant aanwezig is, met andere woorden: zonder baancommandant kunnen er geen schiet-oefeningen worden gehouden.
1.4 De Baancommandant is belast met en verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van het Baanreglement.
1.5 Aangekomen op de baan controleert de Baancommandant meteen op orde, netheid en technische bruikbaarheid en geeft eventuele bijzonderheden door aan het dienstdoende bestuurslid.
1.6 De Baancommandant is duidelijk als zodanig herkenbaar door middel van bijvoorbeeld een armband om de rechter-bovenarm, een bodywarmer, een pet.
1.7 Indien de Baancommandant dit wenselijk acht, kan hij/zij zich laten assisteren of een griffier benoemen, om zo de veiligheid te garanderen.
1.8 De Baancommandant dient vrij zicht te hebben op alle schietpunten.
1.9 De Baancommandant dient kennis te hebben van het Calamiteitenplan.
1.10 De Baancommandant moet de veiligheidsmiddelen en eventuele andere middelen kunnen hanteren, zoals een brandblusser en schakelingen in de electriciteits-voorziening.
1.11 De Baancommandant moet de EHBO-kist tot zijn beschikking hebben en tevens in staat zijn deze te gebruiken.
2. Voorbereidingen
2.1 De Baancommandant dient op de hoogte te zijn van de algemeen geldende veiligheidsregels, het Veiligheidsreglement en het Baanreglement.
2.2 De Baancommandant moet uitleg kunnen geven over de inrichting van de schietbaan en/of de werking en de bediening van de daar opgestelde apparatuur.
2.3 De Baancommandant dient op de hoogte te zijn van de bijzonderheden van de schietbaan.
2.4 De Baancommandant is op de hoogte van de te voeren commando’s ten aanzien van veiligheid en de daaraan gekoppelde acties.
2.5 De Baancommandant dient technische kennis te hebben van de verenigingswapens.
2.6 De Baancommandant dient kennis te hebben van de veiligheidshandelingen ten aanzien van de verenigingswapens.
2.7 De Baancommandant moet adequaat kunnen optreden bij wapen- en munitiestoringen.
2.8 De Baancommandant dient kennis te hebben van de universele commandovoering op de schietbaan.
3. Veiligheidsinstructie
3.1 De Baancommandant dient er, vóór aanvang van het schieten, voor te zorgen dat iedere aanwezige op de baan bekend is met de voor die schietbaan geldende veiligheidsbepalingen.
3.1.1 Het betreden van de baanzool vóór de schietpunten is alleen toegestaan met toestemming van de Baancommandant.
3.1.2 Iedereen die de schietbaan betreedt, dient zich te melden bij de Baancommandant.
3.1.3 De Baancommandant moet in staat zijn adequaat te handelen bij storingen aan elk wapen dat op de desbetreffende baan wordt gebruikt.
3.1.4 De Baancommandant dient, indien de accommodatie daarin niet voorziet, een plaats aan te wijzen waar niet gebruikte wapens en uitrusting kunnen worden neergelegd.
4. Coördinatie en activiteiten gedurende de schietactiviteiten
4.1 De Baancommandant is gedurende de activiteiten op de schietbaan aanwezig, houdt toezicht op het naleven van de veiligheidsregels en handhaaft de voorschriften en reglementen.
4.2 Bij overtreding van de reglementen, corrigeert hij en heeft hij, indien nodig, de bevoegdheid om overtreders te laten verwijderen. Opdrachten van de Baancommandant dienen onverwijld te worden opgevolgd.
4.3 Wanneer een schutter handelingen verricht die in strijd zijn met de veiligheid, moet de Baancommandant het schieten onderbreken!
4.4 Wanneer de Baancommandant een onrechtmatigheid op de schietstand of de baan constateert, dient hij direct de schietoefeningen te onderbreken, waarna de desbetreffende schutter onmiddellijk zijn wapen dient te ontladen en de schietstand te verlaten. Discussies over bevelen of beslissingen van de Baancommandant mogen pas gehouden worden na afloop van het schieten, en zeker niet op de schietstand.
4.5 De Baancommandant is gerechtigd met een geladen wapen rond te lopen tijdens oefeningen op de banen, met het oog op onverwachte activiteiten van derden.
4.6 De Baancommandant is belast met het in goede banen leiden van de bezetting van de schietpunten.
4.7 De Baancommandant dient te zorgen voor orde en discipline op de baan. Hij heeft het recht, personen die hier tegen zondigen na een waarschuwing weg te zenden.
4.8 De Baancommandant is gerechtigd, de schietoefeningen ten alle tijde te beëindigen. Hij dient echter melding aan het bestuur te doen waarom hij de schietoefeningen heeft beëindigd.
4.9 De Baancommandant ziet er op toe dat elk wapen dat het schietpunt verlaat, gecontroleerd wordt op “ontladen”.
5 Einde schieten
5.1 Tijdens het opruimen van de schietbaan houdt de Baancommandant toezicht op het naleven van de veiligheidsregels.
5.2 Na afloop controleert de Baancommandant de baan en rapporteert hij eventuele bijzonderheden aan het dienstdoende bestuurslid.
5.3 Nadat de Baancommandant de schietbaan in orde heeft bevonden, meldt hij dat bij het dienstdoende bestuurslid, onder vermelding van eventuele bijzonderheden.
5.4 De Baancommandant verlaat als laatste de baan.
5.5 De Baancommandant dient steeds bedachtzaam te zijn op de “3 – O‘s”:
* Onoplettendheid
* Onvoorzichtigheid
* Ondeskundigheid
Bijlage IV
OVERTREDINGEN
1. Het laden van wapens geschiedt op het schietpunt met de loop in de richting van de kogelvanger. Bij overtreding: waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één week.
2. Het is verboden zich op het schietpunt om te draaien met een geladen of ongeladen wapen. Bij overtreding: waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één maand.
3. Het laden van of het geladen hebben van een wapen anders dan op het schietpunt wordt gestraft met schorsing van één maand.
4. Het demonstreren van een wapen anders dan op de schietstand of in de bestuurskamer wordt gestraft. Bij overtreding: waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één week.
5. Alleen een schutter mag de schietstand betreden. Bij overtreding: waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één week. Uiteraard geldt dit niet voor Baancommandanten en Instructeurs.
6. Bij weigering van een wapen dient men het wapen, na inachtneming van de 60 seconden periode en indien men de storing niet kan opheffen, neer te leggen met de loop in de richting van de kogelvanger. Daarna roept men hulp in van de Baancommandant of de Instructeur. Bij overtreding volgt één week schorsing.
7. Het aanraken van een wapen zonder toestemming van de eigenaar is niet toegestaan. Bij overtreding volgt een waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één week.
8. Snelvuur schieten is verboden. Bij overtreding: waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één week.
9. Bij het zich verwijderen van de schietstand met een wapen dient de grendel in geopende toestand te zijn, er mag zich geen magazijn in het wapen bevinden, ofwel het wapen bevindt zich met gesloten grendel in een gesloten koffer. Het wapen dient op het schietpunt ter controle aan de Baancommandant te worden getoond. Bij overtreding: waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één week.
10. Het is niet toegestaan te schieten met mantelmunitie. Bij overtreding tijdens het oefenen: waarschuwing. Bij herhaling: schorsing één week.
11. Het is verboden een schutter tijdens het schieten te hinderen. Bij overtreding: schorsing één week. Bij herhaling: schorsing twee weken.
12. Het is niet toegestaan een wapen met meer patronen te laden dan voor één serie nodig is. De Baancommandant is gerechtigd het aantal patronen bij een schutter te controleren. Bij overtreding: schorsing één week.
AANKOMENDE LEDEN EN ASPIRANT-LEDEN KUNNEN BIJ HET BEGAAN VAN OVERTREDINGEN ALS HIERBOVEN VERMELD, WORDEN UITGESLOTEN VAN HET LIDMAATSCHAP !!!
Bijlage V
Begrippenlijst
Baancommandant – Functionaris, aangesteld door het bestuur van de schietsportvereniging, belast met en verantwoordelijk voor de handhaving van de
veiligheid op de schietbaan tijdens oefen- en/of trainingsactiviteiten
Barbeheerder – Door het bestuur van de schietsportvereniging benoemde persoon die bardiensten verricht conform de Drank- en Horeca-vergunning
Calamiteitenplan/
ontruimingsplan – Door het bestuur, in samenwerking met de brandweer opgesteld plan dat in werking treedt bij calamiteiten. De aanwijzingen uit dit plan
dienen gevolgd te worden. Dit plan dient regelmatig te worden geoefend
Bijlage VI
Richtlijnen uitgifte verenigingswapens